JAN JACOB TEN HAVE

 

 EEN HAAST VERGETEN GROOTHEID UIT DE ONDERWIJSWERELD

 

Jan Jacob ten Have was een  groot deel van zijn  werkzame leven hoofd van een lagere school in Den Haag. Daarnaast gaf hij ook aardrijkskunde les in het middelbare onderwijs en had hij een bevoegdheid  voor tekenlessen.

 

Zijn invloed op het onderwijs is echter veel groter dan dat.  Hij  groeide uit tot een autoriteit  op aardrijksukundig gebied en als schrijver van talloze schoolboeken etc. Het gaat om aardrijkskundeboeken (43), aardrijkskundige wandplaten (....), atlassen (...) en schoolkaarten (..). Ook schreef hij handleidingen voor de onderwijzers voor de aardrijkskunde lessen. Daarin was hij voor Nederland wellicht de eerste die daar serieus werk van maakte. Die serieuze aanpak blijkt ook uit de verspreid in zijn boeken voorkomende literatuurverwijzingen. Hij raadpleegde onder andere vele tientalle duitstalige boeken over een scala van onderwerpen. Naast deze aardrijkskunde boeken schreef hij ook geschiedenisboeken voor het onderwijs (11). Deze zijn minder wijd verbreid in gebruik geweest.

Zijn productiviteit is zo hoog, dat er ook twijfel bestaat in hoeverre hij dat echt allemaal zijn eigen inbreng was. Bijvoorbeeld: wat is zijn rol geweest bij de schoolplaten, atlassen en de kaarten? Helemaal duidelijk is dat niet. En doordat de archieven van zijn uitgever (Joh. Ykema) niet te vinden of zelfs verloren zijn is het ook moeilijk daar achter te komen. Wellicht is de opheffing van deze uitgeverij (ca. 1950) ook de reden waardoor ook J.J. ten Have wat uit beeld is geraakt.

.

 

Het totale werk overziend en hem daarbij vergelijkend met zijn tijdgenoten ligt zijn bijdrage aan het onderwijs vooral op de volgende punten.

 

Hij schreef voor de lagere school op een wijze die daar ook zeer geschikt voor was: goed leesbare kleine boekjes met een eenvoudig taalgebruik. Dit zal zeker een rol gespeeld hebben bij de populariteit van zijn boekjes. Ze waren geen vereenvoudigde uitgaven van aardrijkskunde boeken voor de middelbare school zoals nog vaak gebruikelijk was. Overigens zijn deze boekjes nog steeds goed leesbaar. Ze geven een goed tijdsbeeld  van de behandelde gebieden.

Hij was de eerste in Nederland die een boek publiceerden over de methodiek van het aardrijkskunde-onderwijs. Daarbij liet hij zich vooral inspireren door voorbeelden uit Duitsland. Hij had zowiezo kennis genomen van een zeer groot aantal Duitse aardrijskunde boeken voor het onderwijs.

 

Ook was hij de eerste die zich uitgebreid verantwoordde bij de door hem gepubliceerde schoolkaarten.

 

Jan Jacob ten Have richte zich in sterke mate op de landschappelijke en economische betekenis van het aardrijkskunde onderwijs, waardoor de boekjes ook nu nog interessante lectuur zijn. Zijn economische invalshoek leidde onder andere tot de eerste Handelsatlas voor het onderwijs (1912) en tot specifiek voor het handelsonderwijs geschreven Handelsaardrijkskunde (1899).

 

Hij had echter geen deel aan de vernieuwing vanaf het begion van de 20e eeuw, zoals aangezwengeld door Ligthart en Montessori. Ten Have bleef gericht op het bijbrengen van zoveel mogelijk kennis. De vereiste parate kennis van de aardrijkskunde lag op dat moment op een uitzonderlijk hoog niveau en is sindsdien door nieuwe inzichten op dat punt met sprongen achteruitgegaan. 

 

 

LEVENSLOOP

 

 

Jan Jacob ten Have is geboren in 1861. Zijn vader had een houthandel aan de rand van de Veluwe in het dorpje Heerde. Op 14 jarige leeftijd gaat hij naar de kweekschool in Deventer en in 1880 wordt hij onderwijzer in Medemblik.

 

Daar leert hij zijn toekomstige vrouw Antje de Boer kennen waar hij in 1883 mee trouwt.

 

Inmiddels is hij onderwijzer in Voorburg waar hij ook zijn eerste aardrijkskunde boek schrijft. Hier kwam hij in contact met de vader en zoon Ykema waarvan senior Hoofd van een lagere school in den Haag was en zijn zoon Joh. Ykema een uitgeverij had. Samen met een aantal andere onderwijzers (vnl. hoofden van scholen) werkten ze aan een totaal pakket van nieuwe schoolboeken voor het onderwijs.

 

Slechts enkele jaren later wordt hij voor het eerst zelf hoofd van een school en wel in 's-Gravenzande (1886) en daarna eerst in Scheveningen (1891-1892) en tenslotte 25 jaar lang in Den Haag, waar hij waarschijnlijk ook aardrijkskunde leraar was en examineerde op de kweekschool.  

 

In 1917 ging hij met pensioen. In die periode schreef hij een reeks artikelen over de geschiedenis van Medemblik, die daar in de krant gepubliceerd werd.

 

In 1939 overleed hij in Den Haag.